Over de evolutie van de Oekraïense Grieks-Katholieke Parochie van St Jan de Doper
Geschiedenis van de Limburgse parochie.
Tussen WO I en II migreerden enkele Oekraïners naar Limburg vanuit het westen van Oekraïne (en uit Polen, Slowakije, Hongarije en Oostenrijk). Een georganiseerd parochieleven was er niet. De Oekraïners zochten contact met de Oekraïense studenten van Luik en Leuven.
Tijdens WO II werden honderdduizenden jonge mensen uit de Oekraïense territoria naar Duitsland gedreven om daar te werken in koolmijnen, fabrieken en boerderijen. Na de nederlaag van de Nazi’s kwam er nog eens een vluchtelingen stroom op gang waardoor er miljoenen Oekraïense displaced persons, de zogenoemde DP’s, in kampen zaten in Duitsland.
(1947-1949)
Enkele duizenden van hen migreerden voor korte of langere tijd naar België, waar werk werd aangeboden in de koolmijnen (de actie“kolenslag”). Enkele duizenden kwamen in de koolmijnen van Limburg werken.
De nood aan zielenzorg was groot, en de ervaren paters Redemptoristen waren de eersten die hulp kwamen bieden; onder hen vernoemen we p. Achiel Boels, p. Cyriel Costenoble, p. Laurent Couppé, p. Karel Bilcke, p. Louis Van Ganzenwinkel en anderen… .
Vrij snel kwam de zeer energieke bisschop Kir Ivan Bucko, als pauselijke visitator en exarch ( van 1945 tot 1971), het pastoraal werk grondig organiseren.
(1949-1950)
Rond de koolmijnen vormden zich kleine verenigingen (geen echte parochies) die in Genk bediend werden door paters redemptoristen grondleggers van de eerste parochies in Waterschei, Winterslag en Zwartberg. Een van hen was pater Karel Bilcke, die enkele maanden later op de fiets een tragische dood stierf onder de wielen van een vrachtwagen.(Hij overleed te Genk op 21 augustus 1948, http://www.geloofenleven.be/page290.html#bilcke-Onze-Vader ). De streek van Eisden en het noorden van Limburg werd ook bediend door de paters redemporisten. Een vaste pastoor in de jaren 50 was daar een zekere o. Muzytska die in 1961 emigreerde naar Canada.
1950-1963 pater Anton Ryzak
Van 1950 tot 1963 werden de parochies van Genk en Zolder bediend door pater Anton Ryzak; hij kreeg een mijnwerkerswoning toebedeeld,en een financiële ondersteuning van de directeur van de mijn André Dumont in Waterschei. Eerst verplaatste de arme man zich tussen de gemeenschappen met een fiets. De misviering en de H. sacramenten werden in de lokale Latijnse kerken toegediend, en de pastoor snelde van de ene gemeenschap naar de andere om iedereen de kans te geven om aan zijn christelijke verplichtingen te voldoen. Zich verplaatsen op een fiets, gekleed in priesterrok (rjasa of habijt) en een dikke jas, vaak doorheen het regenweer, was een zware opgave voor pater Anton. Ook was het de tijd van de “Koude Oorlog”. Er heersten spanningen tussen personen uit diversie Oekraïense gebieden, of er heersten politieke spanningen, en er waren “vijandige” mensen met socialistische ideeën (die weer naar de Sovjet Unie vertrokken) en mensen die Kerk en Staat niet konden scheiden en vanuit elders de mensen hun hoofden op hol sloegen; pater Anton wenste zielzorger te zijn voor iedereen, maar in die gespannen sfeer was het moeilijk om te dienen, en dat werkte zich uit op zijn gezondheid. Pas veel later kreeg hij een wagentje geschonken door de Spekpater, Werenfried van Straaten,vanuit zijn vereniging “Oostpriesterhulp”.
Toen pater A. Ryzak eindelijk over een wagen beschikte, kreeg hij het noordoosten van Limburg erbij om te bedienen. Maar ondertussen waren er ook veel Oekraïeners weggetrokken naar verre landen en het totale aantal Oekraïe-ners nam stelselmatig af, ook al waren er veel kinderen bijgekomen. Omdat de meesten nu wat mobieler werden, werd het aantal parochiale centra beperkt tot 3 : Waterschei-Genk, Zolder en Eisden.
De Oekraïense mijnwerkers van Limburg hadden al vroeg een eigen cultuurhuis waar hun kinderen les kregen en waar allerhande folkloristische en nationale feesten gevierd werden. De catechese echter werd door de pastoor in de respectievelijke parochiale centra gegeven. In Waterschei werd les gegeven op regelmatige basis naast de rijwoning van de pastoor. De kinderen kregen les in de namiddag op donderdag, zaterdag en zondag. De lessen werden gegeven door de pastoor of een andere priester, en door vrijwillige leken. Dat was leren lezen en schrijven, catechese, kerkelijke gebruiken, Oekraïense aardrijkskunde, geschiedenis, kerkelijk muziek. De voorbereiding tot de eerste communie e.d. Ook volwassenenvorming werd gegeven maar dan vaak in de parochiekerken. Zo gaf pater Achiel Boels catechese aan de jonge moeders iedere eerste zondag van de maand (hij reisde met de trein). In de vastentijd kwamen “gastpredikanten”en af en toe werd een soort van retraite gehouden (o. Dzvonik uit Brussel of o. Kohut uit Frankrijk waren gevraagde predikant of paters Redemptoristen en paters Basilianen). Onder het verlof kwam er soms een gastpastoor voor een tweetal weken waardoor we de indruk kregen over de grootheid van de Oekraïense diaspora. Grotere manifestaties, zowel de Vlaamse als de Oekraïense, werden vaak ondersteund als ze een kerkelijk karakter hadden. Zo bijvoorbeeld gingen we mee in de lokale processies. De samenwerking met het bisdom en de lokale Vlaamse priesters was meestal vriendschappelijk en vruchtbaar. Voorheen behoorde de lokale Latijnse Kerk bij het bisdom van Luik en pas in 1967 werd het bisdom van Limburg opgericht met een Vlaamssprekende bisschop. In het begin waren de verhoudingen met de Oekraïnse orthodoxe broeders en met de protestanten (“baptisten”)redelijk goed, maar doorheen de jaren zijn ze afgenomen; met de “baptisten” zijn ze uiteindelijk volledig gestopt.
Onder impuls van Kir Ivan Bucko kreeg het pastoraat bij de Oekraïners in België een vaste structuur ; er was een centrum in Brussel, Wasmes, La Louviere, Luik, Leuven, Genk, en andere … ; alles werd bestuurd als een decanaat. In Leuven bevond zich de Visitatuur. Dat maakte dat de pastoors af en toe uitgenodigd werden in de andere parochies en de gelovigen de andere priesters leerden kennen. Jaarlijks was er een bedevaart van alle gelovigen naar heilige plaatsen zoals Scherpenheuvel of Banneux, waar gewoonlijk ook de Bisschop, Kir Ivan Bucko, aanwezig was en de gelovigen met begeestering een hart onder de riem stak. Onder het groot verlof werd door civiele verenigingen een kinderkamp georganiseerd waar ook de pastoors hun bijdrage leverden…
Sterk verzwakt door de zware lichamelijke inspanningen en ziekte verhuisde pater A. Ryzak in 1959 naar het Franciskanerklooster in Waterschei waar hij eindelijk met de nodige zorg omringd werd.
Van 1962 tot 2003 Otto Goovaerts (pater Bonifatius)
Toen Mitropolyt Kir Josyf Slipyj bevrijd werd uit de GULAG riep hij de paters Studiten samen naar Rome, en werd pater Anton Ryzak, zelf een studit, aangeduid als hun overste. Om aan zijn nieuwe taak te wennen, ging hij eerst voor even naar een klooster in Inssbrouck en vertrok dan in 1963 definitief naar Rome. Gelukkig leerde een minderbroeder, pater Bonifatius, onze parochie kennen. In die tijd kwamen de Oekraïeners samen in het kloosterkapel van de Franciscanen in Waterschei (Voordien werd de mis afwisselen gevierd in de hoofdkerk van Waterschei, of Zwartberg, in Zolder en in het ziekenhuiskapel van Waterschei. Er waren twee vieringen, in de vroege ochtend een gelezen viering voor de jeugd en later door de dag een of twee gezongen viering op verschillende locaties voor de volwassenen).
Het was het werk van de goddelijke voorzienigheid. Toen we in het franciscanenklooster onze intrek namen, kwam pater Bonifatius onze vieringen geregeld bezoeken. Hij geraakte stilaan betrokken in de vieringen en toen pater Anton naar Rome werd geroepen werd pater Bonifatius de zielzorger van de parochie. Hiervoor leerde hij de Oosterse ritus kennen en het Kerkslavisch. Hij was ondernemend en praktisch ingesteld. Om de voorzangers( “diaky”) te ontlasten ( die iedere zon- en feestdag met 2 of drie misvieringen vulden in plaats van thuis bij hun gezin te zijn) werd voor heel Limburg geleidelijk één parochiecentrum ingericht in Waterschei. Naast de Familia-school in Waterscheiwerd een nieuw kapel gebouwd en deze werd voorzien van een mooie houten iconostase; het kerkje werd gewijd aan St. Jan de Doper. In de aanpalende Familiazaal werd een school en vergaderlokaal ingericht voor de Oekrainse parochie ; alles bleef echter eigendom van het franciscanenklooster. Om het Oekraïens te leren en voor verdere vorming verbleef pater Bonifatius enige tijd in Rome in het Studion-klooster en bezocht de Grote en Kleine seminaries. Later, naar aanleiding van zware twisten tussen de nieuwe kloosteroverste van de Franciscanen en de overige broeders ( de ruzie werd uitgelokt door de hervormingen van het Vaticaans Concilie), verlieten verschillende paters het klooster, onder hen ook pater Bonifatius, en hij werd op die manier priester Otto Goovaerts. Hij leefde van zijn inkomen als priester leraar en hij betrok een eigen woning, aangekocht bij het mijnwezen van Waterschei. (Na de mijnsluiting kon men goedkoop huizen kopen ). Deze lag op dezelfde straat waar vroeger pater A. Ryzak woonde, en waar vroeger de Oekraïense school was gevestigd. Naast de taak als leraar godsdienst in verschillende scholen bediende de ijverige man enkele nonnenkloosters en hij was pastoor voor de Oekraïense gemeenschap in Limburg.
1984 Vzw H. Sopfia
Om met luister het millennium van de doop van Rusj-Oekraine te vieren werd op 19/06/1984 de vzw OGCCC Heili-ge Sofia opgericht te Waterschei-Genk. Dit gebeurde met het zegen van patriarch en kardinaal Jozef Slipyj en met de financiële steun van erelid Prof. Dr. Petro Zelenyj. Beslist werd om een mijngebouw, een gewezen logementshuis aan te schaffen en te verbouwen tot kerk en logement voor de Oekraïense gemeenschap. Het gebouw lag ook recht tegenover de vroegere Oekraïense school. Met eigen krachten werd het gebouw getransformeerd in een mooie kap-pel. De iconostase, geschilderd door zuster Elisabeth uit Schotenhof (bij Antwerpen) werd overgebracht vanuit de vroegere kapel naast de Familiazaal. Een vergader- en feestzaal werd in de kelderverdieping ingericht na uitdieping van de bodem, en hogerop in het gebouw kwamen verschillende appartementen. Naast het gebouw werd een torentrappenhuis gezet met een gestileerde koepel. Om het project te financieren schuimde o. Otto Goovaerts heel Vlaan-deren af op bedelpreken; zo heeft iedere Vlaamse kerk en kapel gehoord waar Oekraïne ligt en wie de Oekraïeners zijn en hoe ze geloven. Om praktische redenen werd de werking van de vzw H. Sopfia verdeeld over verschillende vzw’s. De vzw J. Slipyjcentrum houdt zich bezig met de activiteiten in het centrum en is vooral verantwoordelijk voor de bevordering van het pastoraal werk. De vzw Heidepark die de bezittingen beheert (van verschillende gebouwen), en de vzw Patriarchaal Fonds die het werk coördineert en financiert in het buitenland en voor de studenten uit Oekraïne.
In de loop der jaren werd er ook geijverd om Oekraïnse kloosterzusters aan te trekken (een project die gestopt is met het overlijden van onze geliefde pastoor). Ook heeft een tijd lang een onderpastoor , priester Theo van den Hout, in het centrum in opleiding verbleven, tot hij pastoor werd in Leuven.
Naast lokale pastoraat heeft o. Otto Goovaerts talrijke projecten gesteund (alleen en/of in samenwerking met de zusters van St Vincentius in Deinze en de pater Redemptorist Jef Hanssens) in Polen en later in Oekraïne. Hij was in het bezit van “een gouden adressenboekje”van milde schenkers en mecenaten. Daarnaast was hij zeer nederig, maar een ontzettend goede predikant en biechtvader. Voor zijn trouw en vele jaren werk tussen de Oekraïners werd hij tot mitraat verheven op 22 April 2001 .
Zijn laatste levensjaren werd hij geplaagd door de gevolgen van een verwaarloosde suikerziekte. Een klein jaar lang werd de parochie bediend door gastpriesters en de vzw H. Sopfia zorgde voor hun aanwezigheid. Op 10/3/2003 overleed pater Otto Goovaerts, en op zijn uitvaart waren negen priesters en zelfs de voltallige koor van de parochie van Koschalin uit Polen was aanwezig als dank en eerbetoon voor het werk dat vanuit onze parochie daar geleverd werd.
In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw zijn heel wat jongens vanuit Limburg naar de Oekraïense Kleine en Grote Seminarie (eerst naar Frankrijk en later naar Rome) gezonden. Niemand van hen is priester geworden, maar verschillenden van hen hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de diaspora en later in Oekraïne. Ook verschillende jonge vrouwen uit de parochie ontwikkelden hun Oekraïense taal en cultuur en vormden het desem van de Oekraïense samenleving in de diaspora.
Heelaas had de lokale ontkerkelijking ook een impact op onze parochie en dat gingen we voelen vanaf de jaren 80.
Eerst was er nog even een enthousiaste groep Nederlanders die onze H. Mis kwamen volgen, maar ze bleven weg zodra ze in Maastricht hun eigen gemeenschap gesticht hadden. Met het ouder worden en overlijden van de vaste kerkgangers nam het aantal actieve parochianen af.
Vanaf 2003
Na het overlijden van pater Otto Goovaerts werd de kerkgemeenschap onderhouden door enkele zusters Dienaressen die uit Oekraine waren aangetrokken en die verbleven in de woning van de pastoor. We slaagden er niet in om een permanente kloostergemeenschap op te richten. Ook de komst van een nieuwe pastoor,( priester V.P.), uit Oekraïne droeg bij tot hun vervroegd vertrek. Door wangedrag en dronkenschap van de priester ontstonden grote spanningen in de parochie die ertoe hebben geleid dat er een scheuring ontstond tussen de gelovigen. Onder druk van de vzw H. Sopfia werd de pastoor na zijn proefperiode van een jaar (2004) door de bisschop teruggeroepen. De vzw H. Sopfia trok dan priesters aan om een regelmaat van misvieringen te verzekeren en dat duurde zo lang tot op 1/8/2005 de huidige pastoor, o. Mar’jan Stetsychyn, vanuit Oekraiene voor onze parochie werd benoemd.
Tijdens de volgende jaren werd ook het standbeeld van p. Otto Goovaerts ingehuldigd.
Eerst nam het aantal gelovigen voortdurend af, maar sinds korte tijd zien we opnieuw een aangroei door nieuwe emigranten. Met de feestdagen is de kerk te klein. Ons centrum trekt mensen aan vanuit heel Limburg, het zuiden van Nederland en het uiterst westelijk deel van Duitsland. Veel jonge Oekraïner bezoeken onze centrum, individueel of met hun kinderen, en er zijn niet enkel uitvaartdiensten maar er zijn opnieuw dopen, en dat is zeer hoopgevend.
Kerkelijk bestuur
Eerst werden onze parochies bestuurd vanuit Rome door Vladyka Kir Ivan Bucko als pauselijke visitator en exarch (1945 -1973): zijn bestuur was energiek en doortastend; zijn aanwezigheid was bijzonder voelbaar. Daarna volgde Kir Myroslaw Marusyn; hij was zeer geliefd in onze parochie, maar hij vertoonde zich minder in België na politieke conflicten met nationalistische organisaties (rond het thema van de “patriarchaat”). Vervolgens werd ons decanaat bijgevoegd bij Frankrijk zodat we vanaf 1982 Kir Mychail Hryntchychyn toegewezen kregen als bisschop die resideerde vanuit Parijs. Hij was vooral actief in Oekraïne en zijn belangrijkste daad was de inzegening van onze nieuwe parochiekerk in 1988 en de benoeming van onze huidige pastoor. Vanaf 2012 is onze bisschop Kir Borys Gudzjak. Met de komst van deze bisschop, van Amerikaans komaf, merken we een heropleving van bestuurlijke activiteiten.
Slotwoord
De OGKK heeft in de naoorlogse periode een belangrijke rol gespeeld in de opvang van de Oekraïense migranten; niet enkel kregen ze morele steun, maar ook werd er praktische hulp aangeboden door de clerus. Via Kir I. Bucko zorgde het Vaticaan dat de vluchtelingen uit Sovjetteritoria werden beschermd door UNESCO en niet werd uitgewezen. De ontwikkeling van Oekraïense weekend scholen en de catechisatie zorgden via een omweg voor een deugdelijke vorming van de jeugd. De jeugd werd daarom geen verloren generatie. Als wij onze jongeren mogen vergelijken met bv. de latere migranten uit Marokko, dan moeten we toegeven dat we het uitstekend hebben gedaan. Onze mensen zijn geïntegreerd, geschoold, we ontwikkelden een middenstand en dat allemaal in weerwil van politieke agitatie. De goede Kerkelijke organisatietalent hebben we te danken aan de ervaring die opgedaan werd in het vooroorlogse Polen onder leiding van Mitropolyt A. Scheptystskyj. Door concurrentie met de Poolse overheden werd veel energie ingezet in een goed onderwijs voor de Oekraïense jeugd, en die ervaring werd dan in Limburg en elders in België toegepast. De bevrijding en verbanning van Kir Jozef Slipyj gaf een nieuw elan aan de Oekraïense diaspora. De over vele continenten verstrooide gelovigen werden opnieuw één Kerkgemeenschap en zetten hun schouders met enthousiasme onder de ontwikkeling van hun Kerk en haar tradities. De Onafhankelijkheid van Oekraïne in 1991 heeft alle neuzen naar het moederland doen keren en de activiteiten op de emigratie “voor de emigratie”stopten, wat een zeer spijtige zaak is, veel van wat was opgebouwd is zo verloren gegaan. Verwacht werd dat Oekraïne garant zou staan voor het nodige, maar het lot heeft anders geschikt. Om te overleven moet onze Kerk zich openstellen voor de anderen, niet enkel voor Oekraïners. Veel katholieke gelovigen die geboeid zijn door de Orthodoxie, kunnen ook bij ons terecht. Wij mogen fier zijn met onze verworvenheden en we kunnen ook iets terugdoen voor de omgeving die ons heeft opgevangen “toen we op de vlucht waren ….”
Dr. J. KOZIEJ